Paardenziekten / vaccinaties

Paardenziekten waarbij vaccineren mogelijk is

Er zijn een aantal ziekten bij de paarden waartegen men kan vaccineren. Behalve voor de bekende virusziekten zoals influenza en rhinopneumonie, bestaan er nog andere mogelijke vaccins. Hieronder een opsomming.

Tetanus
Het paard is zeer gevoelig voor tetanus, de ziekte wordt veroorzaakt door een toxine (gif) dat geproduceerd wordt door een bacterie, Clostridium tetani genaamd. Het paard raakt besmet vanuit de omgeving, veelal via een wondje. Het verloop van de ziekte is meestal fataal. Meestal wordt tetanus gevaccineerd in combinatie met een paardengriep vaccin. De vaccinatie dient na de basisvaccinatie om de twee jaar herhaald te worden.

Paardengriep / Equine Influenza
Paardengriep is een besmettelijke luchtweginfectie en wordt veroorzaakt door een virus; het influenza-virus. Er bestaan meerdere stammen van dit virus, d.w.z. meerdere varianten. De moderne vaccins bevatten de meest up to date stammen en geven dus voldoende bescherming. Geen enkel vaccin (dat geldt ook humaan) werkt 100%, dat wil zeggen dat ook gevaccineerde dieren ziek kunnen worden. Echter, goed gevaccineerde dieren ontwikkelen doorgaans veel minder klachten dan niet gevaccineerde dieren. En hoe meer dieren er gevaccineerd zijn, hoe lager de infectiedruk. Daardoor wordt de kans dat individuele dieren ziek worden ook kleiner.

Vaccineren tegen deze ziekte is verplicht als u mee wilt doen aan wedstrijden of evenementen, waarbij er een verschil zit in eisen tussen de internationale FEI en de KNHS. De vaccinatie wordt gestart met een basisvaccinatie bestaande uit 3 vaccins en wordt hierna jaarlijks gegeven; langer dan een jaar werkt het vaccin niet.  Om het jaar wordt dit vaccin gecombineerd met het tetanus vaccin. Het is echter nog veiliger de influenza-vaccinatie ieder half jaar te geven, aangezien de opgebouwde weerstand tegen deze ziekte na een half jaar sterk kan afnemen en er dus toch een uitbraak kan plaatsvinden. De FEI eist ook een halfjaarlijkse vaccinatie. Vaccineren kan alleen bij gezonde dieren ( dat geldt voor bijna alle vaccins). Als een drachtige merrie tijdig en correct gevaccineerd is, krijgt het veulen de afweerstoffen binnen via de moedermelk. Het veulen zelf wordt dan voor het eerst gevaccineerd op 6 maanden leeftijd.

Het verloop van de ziekte is variabel: van slechts een paar dagen hoge koorts (39.4C – 41.1C) , eventueel met hoesten, een snotneus, slecht eten en dikke benen tot heel soms sterfte. Als het afweersysteem van het dier verminderd, kunnen de klachten verergerd worden door een bacteriele infectie: de snot wordt dik en geel, de hoest wordt rochelend. In een ernstig geval kan het paard er dampigheid aan overhouden.

De ziekte wordt verspreid via de lucht over enige afstand en via direct contact ( neus-neus contact, handen, voerbakken, borstels etc).

De diagnose kan gesteld worden via een neusswab.

Rhinopneumonie
Ook rhinopneumonie wordt veroorzaakt door een virus, een herpesvirus.  Er bestaan verschillende herpesvirussen; bij paarden zijn 2 types belangrijk: EHV1 en EHV4 ( Equin Herpes Virus 1 en 4). Deze 2 varianten veroorzaken de ziekte Rhinopneumonie. Deze ziekte komt wereldwijd voor, er zijn regelmatig uitbraken in verschillende landen. Infectie met dit virus gebeurt al in de vroege jeugd.

Het vervelende van herpesvirussen is dat ze zich in het lichaam kunnen verstoppen, ze kunnen ‘latent’ worden, het paard is dan een drager van het virus en kan zo, zonder zelf ziek te zijn, toch een ander paard besmetten ; het virus wordt dan niet herkent door het immuunsysteem en kan in situaties van stress weer opvlammen. Denk aan de koortslip bij de mens (dit gaat wel om een ander herpesvirus).

Het verloop van de ziekte is zeer variabel en grillig: van hier en daar een enkele snotneus tot ernstige verlammings-verschijnselen en abortus (bij infectie na 6mnd dracht) . EHV4 beperkt zich tot luchtwegproblemen, bij de neurologische vorm gaat het om EHV1.

Het verschilt ook per ziektebeeld wanneer er klachten gezien kunne worden, na infectie.

– Luchtwegproblemen : 1-6 wk na infectie

– Abortus : 1 wk – enkele maanden na infectie

– Neurologische problemen : 2-14 dagen na infectie of 1-10dagen na de koortspiek/na de eventuele verkoudheid.

Specifiek voor de neurologische klachten kunnen we de volgende tijdlijn aanhouden :

1) Er is contact geweest met het virus

2) 3-6dagen later (of 1-7dagen) wordt het dier verkouden

3) 6-10 dagen later(of 1-14 dagen) krijgt het dier neurologische verschijnselen

Het kan dus 21 dagen of langer duren voordat er neurologische klachten ontstaan. Hier is ook de gehandhaafde quarantaine op gebaseerd.

Het is onbekend waarom bij het ene paard wel neurologische klachten ontwikkelen en bij de ander niet. Er zijn wel risicofactoren bekend:

– paarden waarbij er hoge koorts is geweest, ontwikkelen later vaker neurologische klachten

– we zien het eerder bij merries dan bij hengsten

– we zien het eerder bij dieren >5jr oud

– zelden bij  (koudbloed ) pony’s

– de neurologische klachten ontwikkelen zich vaker bij een mutant van het klassieke virus, de neuropathische variant

We kunnen de volgende klachten verwachten:

– Luchtwegen: hoest, snotneus, koorts, lusteloos, slecht eten

– Abortus: koorts, bij infectie na 6 mnd dracht abortus van het veulen of een levend, maar ernstig verzwakt en niet levensvatbaar veulen

– Neurologisch: koorts, soms verkouden vooraf maar soms ook niet, slappe staart, blaasverlamming, dronkemansgang, niet in de benen kunnen komen. Doorgaans eten en drinken deze dieren wel gewoon.

Diagnostiek

Er zijn verschillende mogelijkheden voor diagnostiek :

– Kweek: een betrouwbare maar tijdrovende methode

– PCR: een methode om het DNA van het virus aan te tonen. Betrouwbaar en sneller dan de kweek (het kost wel nog minimaal een halve dag). We hebben dan een swab nodig die diep in de neus van het paard gebracht dient te worden. Om een paard negatief te verklaren (gezond) is een swab nodig van Dag 7 en Dag 14 na de eerste klachten. Tot die tijd gaat een verdacht paard I quarantaine. PCR kan ook op bloedmonsters.

– Seroconversie : kijken of de antilichamen tegen het virus zijn gestegen, met een bloedmonster op Dag1 en 2-3 weken erna.

– Sectie: op het doodgeboren veulen of de placenta

Wat te doen bij een besmetting op een bedrijf :

– Alle paarden 2xdaags temperaturen

– De paarden met klachten / koorts in isolatie

– Testen van de zieke paarden met een PCR op een neusswab en op een bloedmonster

– De beste zorg is in dit geval te leveren op het bedrijf zelf. Doorsturen zal door stress de klachten verergeren.

– Uw dierenarts zal een ondersteunende therapie instellen; er bestaat geen specifieke therapie tegen het virus zelf. Qua ondersteuning zal het gaan om medicatie, evt infuus, een veilige omgeving, blaas ledigen, huid bschermen tegen doorligwonden of urinebrand, omdraaien van het dier elke 4-6u of overeind helpen met een broek en takel (niet bedoeld om het dier in te laten hangen, enkel om overeind te krijgen), met assistentie in beweging houden.

Als een dier zelf kan blijven staan, nadat het met hulp overeind is gezet, is er meestal kans op 100% herstel. Lukt dit echter niet, dan herstelt het dier vaak tot weidemaatje.

– De isolatie van een dier of bedrijf wordt pas opgeheven 4 weken na de laaste koortspiek. Drachtige merries moeten met elkaar geïsoleerd blijven tot de laatste merrie geveulend heeft.

Naast de behandeling van het dier zelf, moet natuurlijk ook naar de omgeving gekeken worden,om verdere verspreiding te voorkomen. De meeste besmettingen gaan via direct contact tussen de paarden maar het is ook mogelijk via indirect contact, zoals borstels, tuig, kleding. Bij de reiniging van de ingeving is in eerste instantie huishoudelijke reiniging het belangrijkste. Pas daarna volgt ontsmetting met bijvoorbeeld Halamid.

Vaccinatie tegen “rhino” is aan te raden op grote stallen, als paarden aan wedstrijden deelnemen en bij drachtige merries (vaccineren volgens een speciaal schema). De bescherming is echter nooit 100%, beschermt niet tegen de neurologische vorm en heeft het beste effect als ALLE paarden op de stal gevaccineerd zijn. Vaccineren verlaagt wel de infectiedruk en daarmee de verspreiding van het virus in het algemeen. Na de basisvaccinatie dient de vaccinatie 2 maal per jaar toegediend te worden, aan het begin en het einde van het “rhino-seizoen”: in november en eind april.

Meer informatie vindt u ook op de site van de GD Deventer en de Sectorraad Paarden.

West Nile Virus
Het West Nile virus is een zogenaamd flavi-virus dat het zenuwstelsel aan kan tasten, bij paarden , vogels en mensen. Wilde vogels zijn de bron van het virus, het virus vermeerdert zich in de vogel.
Mensen en paarden zijn dead-end hosts, dat wil zeggen dat een geïnfecteerd persoon of paard het virus niet verder kan verspreiden; het virus ‘stopt’ hier. De besmetting vindt plaats via muggen, de Culex-muggen. De mug moet eerst een besmette vogel hebben geprikt, om vervolgens een paard te kunnen besmetten. Paarden kunnen elkaar onderling niet besmetten. Om zeker te zijn of een paard besmet is, is bloedonderzoek nodig.

Het kan 3-15 dagen duren voordat een besmet paard na infectie ziekteverschijnselen gaat vertonen. De ziekte kan symptoomloos verlopen (dan merkt u niets) of juist met acute neurologische (zenuw-)verschijnselen. Deze verschijnselen kunnen bestaan uit ataxie (dronkenmansgang), incoördinatie, slapte, depressie, spiertrillingen en niet meer op de benen kunnen staan, tandenknarsen, afhangende lip. Koorts kan aanwezig zijn, evenals anorexie, sloomheid, vage koliek en stijfheid. Het virus wordt via de bloedstroom verspreid door het lichaam. Het kan in een later stadium een hersenvliesontsteking veroorzaken, met vaak de dood tot gevolg. De ziekte verloopt erger naarmate het dier ouder is. De prognose is slechter wanneer de symptomen ernstiger zijn. Het stadium van ‘niet meer op kunnen staan’ heeft een slechte prognose voor het dier. 20 % Van de paarden vertoont de milde verschijnselen, 10 % vertoont de ernstigere neurologische klachten.

Bij de mens zijn er in 80% van de besmettingen geen klachten, in 20% ondervindt men griepachtige verschijnselen zoals hoofdpijn, spierpijn en koorts.

Therapie
Er bestaat geen specifieke therapie tegen het West Nile Virus. In geval van ziekte bestaat de therapie uit ondersteunende maatregelen, bijvoorbeeld infusen of een koortsremmer. Preventie is daarom erg belangrijk.

Preventie
Een belangrijk rol  in de verspreiding van het virus speelt dus de mug. Aangezien de mug in stilstaand water broedt, vormt stilstaand water een risico.Het is daarom van belang om bronnen van stilstaand water zoals containers, automatische drinkbakjes, regenpijpen zo goed mogelijk schoon te maken danwel te verwijderen. Tevens is het raadzaam de paarden binnen te houden ten tijde van de piek van de muggen op een dag, dwz tijdens schemering. Ventilatie/blowers op stal werken ook tegen de muggen evenals topicale toediening van antimuggen-middelen of insectenwerende dekens.

Naast deze maatregelen bestaat de mogelijkheid tot vaccineren.

Er bestaan verschillende goede vaccins tegen het West Nile Virus, dat in de spieren wordt toegediend. Het vaccineren moet op tijd gebeuren met een eerste vaccinatie in april en een tweede vaccinatie 3-4 wk later in mei. Vervolgens dient het dier 1x per jaar gevaccineerd te worden, bij voorkeur in april/mei, dan is het paard optimaal beschermd in de zomer. de vaccinatie beschermt pas 2-3 weken na de tweede basisvaccinatie ( dus 2 maanden na de eerste vaccinatie) dus wachten totdat het virus daadwerkelijk in Nederland was, leek daardoor niet verstandig. In september 2020 is het virus voor het eerst aangetoond in Nederland: een vogel ( getest in het kader van het One Health Pactproject) bleek positief op het Westnijlvirus (bron: RIVM).

De bescherming na vaccinatie is, net als bij de griepvaccinatie voor de mens, nooit 100%. Bescherming door een vaccinatie houdt in dat uw dier een kleiner risico loopt om besmet te raken. Wanneer uw dier toch besmet raakt, ondanks vaccinatie, zijn de verschijnselen van deze ziekte minder ernstig.

Meer informatie

Huidschimmel
Huidschimmel, ook wel “ringworm” genoemd, komt frequent voor bij paarden. Het is niet dodelijk maar kan wel erg vervelend zijn. Het is bovendien erg besmettelijk voor andere paarden en mensen (!). De vaccinatie kan zowel ter voorkoming van als ter genezing van huidschimmel gegeven worden. Na vaccinatie ontstaat een sterke bescherming tegen de ziekte, de bescherming duurt dan 9 maanden.

Vaccineer op tijd!
Het is van groot belang om de vaccinaties van uw paard ieder jaar op tijd te laten herhalen. Te laat vaccineren is gevaarlijk omdat de werkzaamheid van het vaccin dan verloopt en uw dier vatbaarder wordt voor ziektes. Als het vaccin verlopen is, moet de vaccinatie opnieuw opgestart worden.

Een vaccinatie die voor het eerst gegeven wordt (of die verlopen is), start met een basis- of boostervaccinatie. Dat wil zeggen dat het vaccin meerdere keren herhaald moet worden om het niveau van antilichamen in het lichaam van het paard voldoende hoog te krijgen. Om deze antilichamen op peil te houden, is het belangrijk de vaccinatie op tijd te herhalen. Hoe vaak de boostervaccinatie herhaald moet worden, is afhankelijk van het type vaccin.

Influenza: herhalen na 1maand en nogmaals 5 maanden na de 2e vaccinatie, dan jaarlijks
Rhinopneumonie: herhalen na een maand, vervolgens ieder half jaar
Tetanus: herhalen na 1 maand, dan 17 mnd later, daarna tweejaarlijks
WNV: herhalen na een maand, dan jaarlijks

Om te helpen voorkomen dat een vaccin te laat herhaald wordt, krijgt u van ons jaarlijks een herinnering per post of mail thuis gestuurd. Belt u op tijd naar onze kliniek voor een afspraak. Voor een extra attentie kunt u uw paard aanmelden op de volgende website: www.ent-herinnering.nl. U ontvangt dan automatisch een Ent-Alert op een door u gekozen datum.

Een aantal veelgestelde vragen rondom vaccineren

Moet een paard elk jaar tegen tetanus en influenza gevaccineerd worden ?

Nee. Voor tetanus geeft een correcte (drievoudige) basisvaccinatie gedurende minimaal 2 jaar voldoende bescherming. Eén keer per 2 jaar tegen tetanus vaccineren volstaat dus. Voor influenza verdient regelmatig herhalen na een correcte (drievoudige) basisvaccinatie de voorkeur. Voor wedstrijdpaarden is deze vaccinatie jaarlijks (KNHS) of halfjaarlijks (FEI) verplicht. Voor recreatiepaarden kunnen onder andere groepssamenstelling en (indirect) contact met andere paarden, leeftijd, algemene gezondheid, intensiteit van de training, stress en reizen meegenomen worden bij het opstellen van het vaccinatieschema op maat.

Als een paard niet van het erf komt, moet hij dan wel gevaccineerd worden ?

Ja. Elk paard zou in ieder geval tegen tetanus gevaccineerd moeten worden. Voor de overige vaccinaties kan er een risico-inschatting gemaakt worden door een dierenarts. In geval van nabijheid van of contact met andere paarden (zeker als deze paarden in training, op wedstrijd of naar leslocaties gaan of reizen) moet er rekening gehouden worden met een groter risico op onder andere influenza, droes en rhinopneumonie. Vaccineren is in dat geval vaak verstandig.

Moeten oudere paarden even vaak gevaccineerd worden als jonge paarden ?

Ja. Het immuunsysteem van oudere paarden wordt iets minder robuust. Dit wordt immuno-senescence genoemd. Het is daarom verstandig om hen correct te blijven vaccineren om een optimaal beschermingsniveau te handhaven.

Kan er door middel van titerbepaling bepaald worden hoe vaak een paard gevaccineerd moet worden?

Nee. Een titerbepaling is slechts een momentopname van de huidige beschermingsstatus van het paard. Het zegt dus niets over hoelang het paard nog voldoende beschermd is. Hoewel het in sommige gevallen zinvol kan zijn om een titerbepaling uit te voeren, is dit dus niet geschikt voor het opstellen van een vaccinatieschema voor paarden.

Voor de gezondheid van uw paard of pony: vaccineer op tijd!

Neem contact op met De Berg