Suikerziekte

Bij onze katten komt -net als bij ons mensen- diabetes mellitus, beter bekend als suikerziekte, voor. Bij katten betreft dit in de meeste gevallen diabetes type 2. En net als bij mensen ligt het probleem in een afgenomen gevoeligheid voor het hormoon insuline.

Wanneer koolhydraten worden opgenomen met het voedsel, dan worden deze in de darmen in heel kleine stukjes gebroken: glucose (suiker). Deze glucose wordt opgenomen in het bloed en vervoerd naar alle cellen van het lichaam, waar het als brandstof gebruikt wordt. Voor de meeste cellen in het lichaam is de hulp van insuline nodig om de glucose vanuit het bloed de cel in te vervoeren. Wanneer een kat diabetes type 2 of suikerziekte krijgt, dan is de gevoeligheid voor insuline afgenomen. Daardoor is er steeds meer insuline nodig om de glucose de cel in te vervoeren. Insuline wordt gemaakt in de beta-cellen in de alvleesklier en omdat er steeds meer insuline nodig is om hetzelfde werk te verrichten, moeten deze beta-cellen steeds harder werken om de benodigde insuline te kunnen vormen. Wanneer dit langere tijd duurt raken deze beta-cellen uitgeput en kunnen zelfs sterven. Dit leidt tot een nog groter gebrek aan insuline in het lichaam. Door het gebrek aan insuline kan de glucose niet de cellen ingaan en dus hoopt de glucose in het bloed op. Deze grote hoeveelheid glucose in het bloed noemen we een hyperglycaemie. De hoge glucosewaarde in het bloed vormt  een belasting voor het lichaam: er kan schade optreden van onder andere ogen en nieren. Het lichaam zal proberen de hoge glucosewaarden in het bloed te verlagen door deze af te voeren met de urine. Door de aanwezigheid van meer glucose in urine wordt extra water naar de urine gezogen waardoor de kat meer zal gaan plassen. Dit extra plassen leidt tot uitdroging, waardoor de kat meer gaat drinken. Meestal is meer plassen het gevolg van meer drinken, maar bij suikerziekte is het precies andersom: er wordt meer geplast, dus moet er meer gedronken worden. Naast de schade door de hoge glucosewaarde in het bloed, is het probleem dat er geen glucose in de cellen aanwezig is om te verbranden. Bij gebrek aan deze brandstof, gaan de cellen over op het verbranden van eiwitten en vetten. Hierbij ontstaan stoffen die het lichaam kunnen verzuren (er treedt dan een ketoacidose op). Door de verbranding van eiwit en vetten zal de kat afvallen, terwijl hij dit tekort probeert aan te vullen door meer te gaan eten. Dit is wat u meestal al eerste opmerkt bij uw kat als hij suikerziekte heeft: veel plassen en veel drinken, mogelijk met gewichtsverlies ondanks goed eten.

Net als bij de mens is, het bij de kat een aandoening waarbij overgewicht, voeding en (gebrek aan) beweging een grote rol spelen. Grootste risico om suikerziekte te krijgen zijn binnenkatten met overgewicht, die weinig bewegen. Dit is iets waar u als eigenaar een rol in speelt: met goede voeding, in de juiste hoeveelheid en het uitdagen tot spel kunt u in veel gevallen suikerziekte voorkomen. In sommige vroege stadia van suikerziekte is een combinatie van afvallen, de juiste voeding en meer bewegen voldoende om de bloedwaarden onder controle te houden.

In de meeste gevallen wordt de diabetes pas in een later stadium vastgesteld en zal behandelen met medicijnen nodig zijn. Hiervoor zijn twee mogelijkheden: het tweemaal daags toedienen van een injectie met insuline op vaste tijdstippen en het geven van een vaste hoeveelheid voer. Hiermee wordt het tekort aan insuline direct aangevuld. Nadeel van deze behandeling is dat wanneer er te veel insuline in het lichaam komt (bv door een fout bij opzuigen of verlies van voedsel door braken), de glucosewaarde in het bloed erg laag kan worden wat tot sloomheid in ernstige gevallen tot bewustzijnsverlies kan leiden. Deze behandeling vraagt een flinke inzet van de eigenaar, maar zorgt er wel voor dat de kat verder nog lang en (hopelijk) actief zal leven.

Tot enige tijd terug was het geven van injecties insuline de enige behandeling met medicijnen bij diabetes type 2. Tegenwoordig is er een nieuw medicijn beschikbaar wat veel makkelijker voor de eigenaar is: het is een vloeistof die in de bek wordt gegeven en dat hoeft slechts één keer per dag. Het voedsel hoeft niet zo nauwkeurig afgepast te worden. Voorwaarde is wel dat de beta-cellen zelf nog insuline kunnen produceren (en dus nog niet afgestorven zijn). U kunt meer lezen over dit medicijn onder “Senvelgo – Een nieuwe behandelingsmogelijkheid bij suikerziekte bij de kat”.

Mocht uw kat suikerziekte hebben, dan is het van belang hier zo vroeg mogelijk achter te komen. In eerste plaats voor de gezondheid van uw kat, want hoe korter hoge glucosewaarden, des te minder schade aan het lichaam. Maar zeker ook voor uw eigen gemak: het maakt nogal verschil of u ander voer en meer beweging moet geven of dat u dagelijks medicijnen moet geven. En als er medicijnen nodig zijn, maakt het nogal uit of u 1x daags een vloeistof in moet geven of tweemaal daags op vaste tijdstippen een injectie moet toedienen.

En belangrijk is te bedenken dat zowel in het voorkomen als bij de behandeling van suikerziekte een gezond gewicht, goede voeding en bewegen een belangrijke rol speelt.

Senvelgo

Een nieuwe behandelmogelijkheid bij suikerziekte bij de kat

Zoals hierboven wordt beschreven is diabetes type 2 bij de kat een aandoening die het gevolg is van een afname van insulinegevoeligheid, waardoor de beta-cellen in de alvleesklier uitgeput raken omdat ze de vraag naar insuline niet kunnen bijhouden. Bijkomend probleem is dat door de hoge glucosewaarden in het bloed deze beta-cellen beschadigd raken. Het doel van het gebruik van Senvelgo is de beta-cellen weer te laten herstellen door de glucosewaarden in het bloed te verlagen. Wanneer deze waarde binnen de normaalwaarden valt hoeven de beta-cellen geen “overwerk” te leveren en ze worden niet langer beschadigd door de hoge glucose waarden. Hierdoor herstellen ze en kunnen ze zelf de benodigde hoeveelheid insuline produceren.

Wanneer glucose met het bloed in de nieren aankomt wordt dit, samen met vocht en allerlei andere stoffen in het bloed,  in eerste instantie verplaatst naar de primaire urine. Vervolgens gaat die primaire urine door een lange buis, waarbij alle stoffen die het lichaam kan gebruiken teruggezogen worden naar het bloed, terwijl afvalstoffen met de urine worden afgevoerd. Onder normale omstandigheden is glucose een zeer waardevolle stof voor het lichaam en dus wordt deze weer teruggehaald naar het bloed. Dit gebeurt door 2 stoffen in de nieren: SGLT 1 en SGLT 2. De eerste zorgt voor 10% van de resorptie, de tweede voor de resterende 90%. Wanneer een kat door suikerziekte een te hoge glucosewaarde in het bloed heeft, is het helemaal niet wenselijk dat al dit glucose weer wordt opgenomen, want daarmee blijft de glucose in het bloed hoog. Senvelgo remt de SGLT2, waardoor de terugresorptie van glucose enorm afneemt. Hierdoor gaat de kat meer glucose uitplassen. Meer glucose neemt meer water mee, dus de kat gaat grotere hoeveelheden plassen. Dit moet aangevuld worden, dus hij gaat meer drinken. Omdat meer glucose wordt uitgeplast, gaat de glucosewaarde in het bloed omlaag. Om deze kleinere hoeveelheid glucose de cellen in te brengen is minder insuline nodig, dus de beta-cellen worden niet overvraagd. En door de lagere glucosewaarde krijgen de beschadigde beta-cellen de kans om te herstellen. De aanwezigheid van SGLT1 in de nieren zorgt ervoor dat altijd nog 10% van de glucose wordt geresorbeerd, zodat het glucose in het bloed nooit te laag kan worden. Wanneer de glucosewaarde in het bloed is genormaliseerd, zal het vele plassen en drinken stoppen.

Voorwaarde voor het aanslaan van deze behandeling is wel dat er nog voldoende beta-cellen aanwezig zijn die insuline kunnen produceren. De essentie blijft: er is insuline nodig om glucose de cel in te verplaatsen om hier als brandstof te dienen. Als er onvoldoende insuline geproduceerd wordt, worden in de cel de verkeerde stoffen verbrand, wat kan leiden tot een verzuring : een ketoacidose. Als dit optreedt is sprake van een ernstige, mogelijk levensbedreigende situatie. Daarom is het van belang in de opstartfase regelmatig te controleren op ketonlichamen. Dit kunt u gewoon thuis doen met een strip die in de urine wordt gehouden. Is deze positief, dan dient contact opgenomen te worden met de dierenarts. Mocht de kat niet in staat zijn voldoende insuline te produceren, dan is de behandeling met injecties met insuline de enige mogelijkheid.

Voordelen van deze behandeling:

  • Grootste voordeel: Als de behandeling goed aanslaat heeft de kat een zeer stabiele bloedglucose binnen de normaalwaarden.
  • 1x daags een beetje vloeistof ingeven: rechtstreeks in de bek of met wat voer
  • Tijdstip van ingeven mag enigszins variëren (afwijking tot 3 uur is niet van invloed op de werkzaamheid)
  • Minder afhankelijk van hoeveelheid voer (een hap brokken extra, een keer een maaltijd overslaan, te laat eten, braken, etc, geeft geen probleem)
  • Geen kans op te lage glucose waarde
  • Behandeling makkelijker over te dragen aan oppas
  • Mag op kamertemperatuur bewaard worden

Nadelen van deze behandeling:

  • Mn in eerste periode:regelmatig controles op ketonlichamen uitvoeren
  • In de eerste periode wordt de vloeistof niet als smakelijk ervaren
  • In de eerste dagen kan diarree van voorbijgaande aard optreden

Kortom: als uw kat suikerziekte krijgt en hij heeft nog insuline-producerende beta-cellen, dan is de behandeling tegenwoordig een stuk makkelijker dan in het verleden. Vooral belangrijk voor uw kat is dat met deze medicatie veel stabielere bloedwaarden worden bereikt en er geen risico van te lage glucosewaarde bestaat.

Neem contact op met De Berg